Ze is nog erg jong, het meisje dat bij mij binnenstapt. Erg verlegen ook, lijkt het. Haar ouders vertellen me dat ze panisch is voor dieren. Vooral honden. En zij beaamt dat met een heftige knik van haar hoofd. De eerste sessie blijft papa erbij. Ze zit in mijn grote stoel en ik probeer haar eerst maar eens een beetje op haar gemak te stellen. En dan pak ik mijn vingerpopjes erbij, die ik vaak gebruik voor het brainspotten met jonge kinderen. Ze zoekt er zelf eentje uit. En als ze me vertelt over hoe eng ze hondjes vindt gaan haar ogen vanzelf naar een plek op de muur. Het blijft prachtig om te merken hoe ons systeem feilloos de ingang tot met trauma weet te vinden. Ik vraag haar daar te blijven kijken en help haar door de pointer met het poppetje erop, precies op die plek waar ze kijkt te houden. Jonge kinderen zijn gauw afgeleid, dus tussendoor kletsen we wat en loopt ze wat door de kamer, speelt ze eventjes. En steeds keren we weer terug bij de pointer zodat ze een stukje van haar angst verder kan verwerken. Tijdens de tweede sessie zijn we gaan kijken bij onze geiten die ik in de tuin had staan. Ze waren wel een beetje eng maar ze werd er niet panisch van. Er was verbetering maar ook nog wat werk aan de winkel. Je weet immers nooit hoeveel er nodig is om een trauma op te lossen. Gelukkig gaat het bij kinderen vaak heel erg snel. Na de tweede sessie kreeg ik een foto toegestuurd waarop het meisje met een hondje aan het spelen was en zelf op de arm vasthield. Voor mij een genietmomentje.